Gaasbeek

Filed Under (Deel 4, kastelen, Vlaams-Brabant) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , ,

gaasbeek Gaasbeek, in het arrondissement Halle-Vilvoorde, ligt in het hartje van het Pajottenland, een mooie, heuvelachtige streek, die men grofweg kan situeren in de onregelmatige vierhoek Brussel-Halle-Edingen-Ninove. Met de fusie van 1977 groeide Gaasbeek, samen met Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik, uit tot de nieuwe gemeente Lennik.

De stemmige dorpskom, met het beboomde (platanen en kastanjebomen), rechthoekige dorpspleintje — waarop een arduinen schandpaal — is beschermd sinds 5 november 1946.

De driehoekige, laatgotische, bakstenen O.-L.-Vrouwekerk, met omringend kerkhof, werd — bij regentsbesluit van 13 januari 1943 — opgenomen in de lijst der beschermde monumenten en landschappen. Het kerkinterieur is zeer rijkelijk voorzien van meubilair uit de 17de en voornamelijk uit de l8de eeuw.

(…het boek gaat verder over Gaasbeek en de verschillende overleveringen)

fragment:


Op 26 september 1345 sneuvelde Gerard van Horne (in de slag van Stavoren), samen met Willem IV van Holland, die hij vergezelde op diens veldtocht tegen de Friezen, waarna de heerlijkheid Gaasbeek, en de andere bezittingen van Gerard, ingepalmd werden door Sweder van Abcoude, echtgenoot van Johanna van Horne, een zus van Gerard.

De familie van Horne, die aanvoerde dat gronden alléén in mannelijke lijn konden geërfd worden, kwam onmiddellijk in opstand, maar op 11 oktober 1357 werd het geschil uiteindelijk op vriendschappelijke wijze beslecht, voor de schepenen van Brussel. Sweder van Abcoucle behield Gaasbeek en Loon, maar moest afzien van de andere bezittingen langs moederszijde (Horne, Altena, Monniklande, Heede, Leende, Montcornet, Herstal, enz.), die toegewezen werden aan Diederik van Horne.

gaasbeek2

Sweder van Abcoude werd dus heer van Gaasbeek in 1357, maar in 1376 nam hij bezit van de heerlijkheden Abcoude en Wijk, die toebehoorden aan zijn pas overleden vader, en stond Gaasbeek en Loon af aan zijn broer Willem van Abcoude.

In 1381 kwam Sweder van Abcoude naar Gaasbeek terug en werd Willem van Abcoude, heer van Abcoude en Wijk. Daardoor werden de bezittingen van Maria van Walcourt (de laatste erfgename van de zeer invloedrijke familie van Aa), echtgenote van Willem van Abcoude, ook bij de heerlijkheid gevoegd en kwam Sweder in het bezit van Lennik, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Kasteelbrakel.

Sweder van Abcoude wou zijn heerschappij nog uitbreiden en wilde de voogdij verwerven over enkele heerlijkheden buiten de meierij van (Sint-Genesius-) Rode. De Brusselse schepenraad, voorgezeten door Everard T’Serclaes verzette zich echter tegen dit opzet en werd in het gelijk gesteld door Johanna, hertogin van Brabant. De hertogin had zelfs met de «Blijde Inkomst» van 1356 plechtig verklaard dat van Brabant geen grondgebied meer mocht vervreemd worden.

Op Witte Donderdag (26 maart) 1388 reed T’Serclaes van Lennik naar Brussel maar werd onderweg door Melys Utenenghe, baljuw van Gaasbeek, en Willem van Kleef, bastaardzoon van Sweder van Abcoude, aangevallen en vreselijk verminkt:

«Ende hebben hem daer
Afgheslegen sinen voet,
Ende sijn tonghe in sinen mont
Ghecort, ende bitterlijc ghewont,
Ende lietenen alsoe liggen daer
Int velt, met dier quetsueren swaer,
Bloedende seere over doot
Ende hi sterf met groter dage
Des Dynsdaeghs in de Paesdage
In Merte op den lesten dach
Die int jaer ons Heeren lach
XIIIe LXXX ende acte…».

Jan van Stalle, landdeken van Halle, vergezeld van Jan Cooreman, zijn klerk, kwam voorbij de onfortuinlijke schepen van Brussel, ontfermde zich over de zwaargewonde en voerde het zieltogende lichaam van Everard naar Brussel, die daar aan zijn verwondingen bezweek.

In de hoofdplaats van het hertogdom stroomde het volk onmiddellijk samen en trok — nog dezelfde dag — gewapenderhand op tegen het kasteel van Gaasbeek. Sweder van Abcoude had de beide schuldigen van de aanslag op Everard T’Serclaes op zijn kasteel ontvangen waardoor hij — in de ogen van de massa — als de opdrachtgever van die moordaanslag gold. Everard T’Serclaes, de plaatselijke held die de bezettingstroepen van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, uit Brussel had verdreven, moest gewroken worden.

Sweder verliet zijn kasteel om hulp en versterking te zoeken waarna zijn echtgenote, Anna van Leyningen — om het ergste te voorkomen — de overgave van de burcht aanbood en, met haar gevolg, Gaasbeek mocht verlaten.

Het kasteel van Gaasbeek werd ingenomen, in brand gestoken en tot op de grond vernield.

Reeds in 1389 begon Sweder van Abcoude met de heropbouw van de burcht. In 1400, toen hij op weg was naar Rome, voor de viering van het Heilig Jaar, overleed de heer van Gaasbeek in Toscane. Zijn nog minderjarige zoon, Jacob van Abcoude, volgde zijn vader op in de heerlijkheid Gaasbeek. Dit gebeurde — tot aan zijn meerderjarigheid — onder de voogdij van zijn oom Willem van Abcoude.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren. (Gaasbeek 14 blz.)

Lovendegem

Filed Under (Deel_10, kastelen, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

Lovendegem, op een tiental kilometer ten westen van Gent gelegen, kreeg met de gemeentefusie van 1977 Vinderhoute toegevoegd. Op het grondgebied van Lovendegem, dat reeds in 1190 vermeld werd als Lovendenghien, komt nog een tiental kastelen en landhuizen voor, w.o. het kasteel van Lovendegem, waar we nu kennis mee maken.

In het centrum van Lovendegem — vermoedelijk op de plaats van een 11de-eeuws bedehuis — staat de Sint-Martinuskerk uit de 15de eeuw — die in de 16de eeuw grotendeels verwoest werd door de Geuzen. Naar ontwerp van de bouwmeesters Jan en Robrecht Persyns werd de kerk in 1616 gerestaureerd, waarna ze in 1767 en nogmaals in 1822 vergroot werd. In 1896-97 werd de Sint-Martinuskerk haast volkomen neogotisch herbouwd.

Vlakbij de kerk geeft een lange dreef toegang tot het kasteel. Deze imposante eikendreef werd — bij K.B. van 3 maart 1978 — beschermd als waardevol landschap.

Van de heerlijkheid Lovendegem werden in de leenroerige tijd 22 achterlenen gehouden, waarvan er acht belast waren met een gewapende ruiter, die zijn leenheer — gedurende de periode dat die de landsvorst in tijd van oorlog vergezelde — moest dienen.

Andere achterlenen moesten — eveneens in oorlogstijden — een schildwacht leveren op het heerlijke kasteel. Het “Leenboek der burchtgravij van Gent” vermeldt o.a. :

“. . . Dees leen es gehouden, te helpen, bewaeren mynsheeren huus tot Lovendeghem, den tyt van oorloge               binnen Vlaenderen … “.

lovendegem

Lees verder in Van Kasteel naar Kasteel deel 10 door Paul Arren.

Kasteel Beaulieu

Filed Under (Antwerpen, Deel_10, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , , , ,

Kasteel Beaulieu stond in Kapellen, noordelijk van Antwerpen, maar werd tijdens W.O. II volledig vernield en niet meer heropgebouwd. Het kasteelpark werd eigendom van Kapellen en als gemeentepark in gebruik genomen.

Kapellen heette eertijds “Hoghescote” (eerste vermelding in 1277) omdat het grondgebied iets hoger lag dan de naburige polderstreek.

Advokaat Joseph Schobbens vermeldt in het tweede deel van zijn drieluik “Dans la province d’Anvers” dat Beaulieu toebehoorde aan het echtpaar Edouard van den Berghe-Octavie Morel en dat het zestien ha grote kasteeldomein voordien eigendom was van dokter Vissers. Opzoekingen, in zowel de registratiekantoren van Kapellen, Brasschaat en Antwerpen, bleven — ondanks de vriendelijke en deskundige hulp — zonder resultaat. Dokter Vissers hebben we niet kunnen terugvinden, maar de volgende eigenaar, Edouard van den Berghe, gelukkig wel.

Edouard-Adrien-Joseph van den Berghe was het jongste van vier kinderen van Charles-JeanJoseph van den Berghe (1785-1832) en van Henriette-Marie-Isabelle Moretus (1793-1869), toenmalige eigenaars van het kasteeldomein Oude Gracht in Hoogboom (toen onder Ekeren, nu Kapels grondgebied).

Jonkheer Edouard van den Berghe (Antwerpen 17 maart 1821 — aldaar 14 februari 1881), huwde — in Froidmont bij Doornik op 8 december 1858 — met Octavie-Adèle Morel (Doornik 8 maart 1825 — Kapellen 26 december 1919), oudste van twee kinderen van Eugène-Louis Morel (1792-1852) en van Louise-Céline-Zoë Lefebvre (1804-1884). Het huwelijk van den Berghe-Morel bleef kinderloos waarna het kasteeldomein Beaulieu — met 14 ha 79 a 10 ca — op 1 april 1911 verkocht werd aan Emile, graaf Le Grelle, vierde van acht kinderen van Jean (genoemd Auguste)-Baptiste-Auguste-Antoine-Joseph-Louis-Guillaume, graaf Le Grelle (1817-1891), en van Mathilde-Henriette-Marie de Burbure de Wesembeeck (1819-1899).

beaulieu

Lees verder in Van Kasteel naar Kasteel deel 10 door Paul Arren.

Kasteel Genenbroek

Filed Under (Deel 6, Limburg) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , ,

vknk_genebroek2Het kasteel Genenbroek, in het Limburgse plaatsje Achel, werd verkeerdelijk Grevenbroe(c)k genoemd. Op diverse kaarten en plans duidt men Grevenbroek aan waar het om Genenbroek gaat; zelfs op foto’s en prentbriefkaarten waarop kasteel Genenbroek wordt afgebeeld staat steevast de benaming Grevenbroeck vermeld. Bijna zestig jaar lang was het kasteeldomein eigendom van de kruisheren, die eveneens de benaming Grevenbroek gebruikten.

Nu is Grevenbroek wel een bestaande kasteelruïne in Achel, enkele kilometer van Genenbroek gelegen, maar beide kastelen hebben met mekaar niets gemeen. De burcht Grevenbroek, één der machtigste sterkten van het graafschap Loon en de zetel van een gelijknamige heerlijkheid, die de stad Hamont met de gemeenten Achel en Sint-Huibrechts-Lille omvatte, werd op 31 juli 1702 verwoest door John Churchill, hertog van Marlborough (1650-1722) (een voorvader van Sir Winston Churchill), en niet meer heropgebouwd. Van die oude burcht zijn vandaag nog enkele muurresten overgebleven en geven ons een idee van de grootte van het complex.

vknk_genenbroek

Op de plaats van de huidige Sint-Benedictusabdij (de Achelse Kluis), stond rond 1650 het woonhuis van een priester die een naburige grenskapel bediende voor de Nederlandse katholieken uit de buurt. Rond 1685 stichtte Petrus van Eynatten, een leek uit het Nederlandse Eindhoven, er de gemeenschap van eremietenbroeders van de congregatie van de Heilige Jozef. Ze kozen als leefregel de Regel van Sint-Franciskus en later die van Sint-Benediktus. Die gemeenschap verdween echter volledig tijdens de Franse Revolutie. In 1846 kwam een groep trappisten uit Westmalle zich in de Kluis vestigen, na een verblijf van enkele jaren in Meersel-Dreef onder Meerle. Dit klooster werd in 1871 tot abdij verheven. De abdij stichtte in 1883 dochterhuizen te Echt (Nederland) en in Diepenveen (Nederland), in 1887 in het Belgische Rochefort en in 1958 te Kasanza in Zaïre. De abdij ligt in België maar haar eigendom strekt zich tot ver over de Nederlandse grens uit. Om als gast opgenomen te worden maakt men een afspraak met de gastenpater. Bezichtiging van de abdij kan enkel gebeuren mits schriftelijke toelating.

Op de plaats van het huidige kasteel Genenbroek stond oorspronkelijk een hoeve en die ging een heel eind in het verleden terug. In het Rijksarchief van Hasselt, in de gichten van…

Leest verder over Kasteel Genenbroek in Van Kasteel naar Kasteel deel 6” door Paul Arren.

Kasteel Lexhy

Filed Under (Deel_10, kastelen, Luik) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , , , ,

Kasteel Lexhy bevindt zich in Horion-Hozémont, op 16 km westelijk van Luik. Horion-Hozémont werd, samen met Bierset, Grâce-Berleur, Hollogne-aux-Pierres en Velroux, bij Grâce-Hollogne gevoegd.

Horion-Hozémont bestond vroeger uit drie aparte heerlijkheden : de heerlijkheid Horion, die aan de abdij van Stavelot toebehoorde; de heerlijkheid Hozémont, die in leen werd gehouden van het feodaal hof van Stavelot en de heerlijkheid Lexhy, die reeds in de achtste eeuw bestond (volgens geschiedschrijver Jean d’Outremeuse werd de sterkte van Lexhy toen vernield). Er was te Lexhy een gerechtshof waaraan Rouveroy, dat van de heerlijkheid Lexhy deel uitmaakte, onderhorig was.

lexhy

De eerste belangrijke vermelding van Lexhy wordt gedaan in de huwelijksakte van Libert de Warfusée met Agnès d’Awirs. Aan die heer van Lexhy is een legende verbonden:

Na het overlijden van zijn echtgenote ontsloeg Libert de Warfusée al zijn personeel en maakte van zijn burcht een kluis. Op zekere dag droeg hij in de kasteelkapel de mis op en het belgerinkel voor de konsekratie werd opgevangen door een eenzame ruiter, die daar toevallig voorbijkwam. Nieuwsgierig stapte de vreemdeling de kapel binnen en, getroffen door de sereniteit van de plaats, zonk hij op zijn knieën neer en bad. De heer van Lexhy zag onmiddellijk dat hij met een edelman te doen had en verleende hem gastvrijheid, die dankbaar aanvaard werd. Na het avondmaal zaten beide edellieden gezellig te keuvelen en bleek dat de onbekende ruiter niemand minder was dan Raes de Dammartin, een vooraanstaand Frans edelman, die zelfs verwant was met de Capetingers (het Franse koningshuis). Libert de Warfusée schonk nadien de hand van zijn dochter, Alix de Warfusée (dé belangrijkste erfgename uit het Haspengouwse), aan graaf Raes de Dammartin. Of, hoe een legendarisch klingelend belletje wonderen kan verrichten.

De omstandigheden waarop Raes en Alix mekaar vonden moeten uiteraard als legende gezien worden, maar het is wel een feit dat beiden — op welke wijze zij mekaar ontmoetten is niet geweten — toch een paar vormden.

Graaf Raes de Dammartin en Alix de Warfusée kregen twee zonen, die als de stamvaders mogen beschouwd worden van de hoogste Luikse adel. De jongste zoon, Hugues, noemde zich de Lexhy en vestigde zich in de oude burcht. Van hem stammen o.a. ook de Haspengouwse ridderfamilies Awans en Waroux af, die zich in 1296 — omwille van de schaking van een vrouw door een telg uit het geslacht Waroux — in een bloedige strijd stortten. Die bloedvete duurde bijna 40 jaar, en vrijwel alle Haspengouwse families namen er aan deel. Aan beide zijden werden grote verliezen geleden, o.a. in de Slag bij Donmartin door de Waroux en in de Slag bij Hoeselt door de Awans. Uiteindelijk werd in 1335 de verzoening bezegeld door de instelling van een tribunaal van twaalf ridders.

Van het kasteel van Lexhy werd opnieuw gewag gemaakt in de 15de eeuw, toen het in het bezit kwam van de familie de Kerkhem. …

Lees verder over kasteel Lexhy in “Van Kasteel naar Kasteel deel 10″ door Paul Arren.

Chimay

Filed Under (Deel 6, Henegouwen, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , , , , , ,

chimay_pzSamen met de abdij van Achel, Orval, Rochefort, Westvleteren (uitgeroepen tot “beste bier ter wereld”), Westmalle en het Nederlandse Koningshoeven met o.a. La Trappe vormen zij de enige echte trappistenbierfamilie op onze  aardbol. Bezoek ook eens hun site:  www.chimay.com.

Het kasteel Chimay ligt in het centrum van de gelijknamige plaats, in de verste uithoek van de provincie Henegouwen, op 25 km van Beaumont.

Volgens een tekening uit 1608 maakte het kasteel van Chimay, gebouwd op een 16 meter hoge rots, deel uit van de stadsomwalling van Chimay, die geflankeerd werd door een twintigtal torens.

Het oudste gedeelte van het kasteel, de donjon of meestentoren, stamt uit de 12de eeuw, maar werd grondig verbouwd rond 1600. Hij heeft een rechthoekige plattegrond van 15 op 10 meter en kalkstenen muren van drie meter dikte.

Deze, strategisch goed gelegen, sterkte werd regelmatig het doelwit van belegeringen en liep dikwijls zware schade op. In 1340 kwam een Frans leger Chimay belegeren waarbij de stad en het kasteel grotendeels werden platgebrand. Chimay kreeg talrijke belegeringen te verduren in de 14de en 15de eeuw en ook later werd het kasteel niet gespaard. Op 15 april 1554 werd Chimay ingenomen door de troepen van Henri II, koning van Frankrijk; in 1578 deed het leger van don Juan van Oostenrijk hetzelfde en de maarschalk van Bouillon, op zijn beurt, nam in 1595 de versterkte stad en het kasteel in. Op 28 november 1637 nam de hertog de Candale — met 8.000 soldaten — Chimay in. Hij ontmantelde het kasteel en liet de twee noordelijke torens opblazen. Op 27 mei 1640 stond er weer een Frans leger voor de sterkte, die opnieuw ingenomen, geplunderd en gedeeltelijk verwoest werd en in het begin van de 18de eeuw kwam maarschalk de Villars het scenario nogmaals herhalen. Telkenmale werd het kasteel weer opgebouwd, maar door de vele belegeringen, verwoestingen en plunderingen gingen vele originele zaken, in en rond het slot, onherroepelijk verloren.

chimay_in

In totaal werd het kasteel van Chimay zevenmaal door brand geteisterd, meestal door oorlogsomstandigheden.
De laatste keer dat de rode haan kraaide, gebeurde dat in de nacht van 6 op 7 mei 1935. Een geweldige brand zette het kasteel in lichterlaaie en alleen de donjon en het theater ontsnapten aan het vuur, maar de rest was één smeulende ruïne. Zestien maand na die fatale brand was de heropbouw van het kasteel — naar de plannen van Charles de Croÿ uit 1606 — voltooid, en voor de realisatie hiervan tekende de bekwame restaurateur Raymond Pelgrims de Bigard.

Lees verder over de geschiedenis van Chimay en het kasteel van Chimay (15 pagina’s ) in Van Kasteel naar Kasteel deel 6″ door Paul Arren, met onder meer een uitgebreide omschrijving van de opeenvolgende eigenaren van Chimay en het kasteel van Chimay:


Ernest-Alexandre-Dominique, prins de Ligne-de Croÿ-Chimay-Arenberg (26 december 1643 — Pamplona 3 juni 1686), prins van Chimay en van het Heilig Roomse Rijk; graaf van Beaumont en Fresin; baron van Komen en Halewijn; beer van Vlaanderen; pair van Henegouwen; goeverneur en kapitein-generaal van het hertogdom Luxemburg en het graafschap Chiny; vice-koning en kapitein-generaal van Navarra, Grande van Spanje van Eerste Klasse; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., trad in het huwelijk — in Madrid, in het koninklijk paleis, op 18 oktober 1675 — met donna Maria-Antoinetta de Cardenas Ulloa y Balda Zuniga y Velasco († Mechelen 28 augustus 1691), hofdame van de Spaanse koningin, enz. Het huwelijk van prins Ernest bleef kinderloos waarna het prinsdom Chimay in 1686 overging op zijn neef PhilippeLouis de Hennin-Liétard d’Alsace († 25 maart 1688), zoon van Eugène de Hennin-Liétard en van Anne-Isabelle de Ligne-Arenberg.
Philippe-Louis de Hennin-Liétard d’Alsace, prins van Chimay; graaf van Boussu en Beaumont; burggraaf van Auxy; baron van Liedekerke en Beveren; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., huwde — in 1673 — met Anne-Louise-Philippine Verreycken († Mechelen 22 april 1729), barones van Impden, enz., énige dochter van Charles, baron Verreycken; baron van Impden; enz., en van Marguerite-Eléanore van Aarschot-Schoonhoven. In het huwelijk de HenninLiétard-Verreycken werden zeven kinderen geboren

Kasteel Terlinden

Filed Under (Deel 6, kastelen, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , ,

vknk_terlinden Kasteel Terlinden is gelegen in de Aalsterse wijk Schaarbeek, aan de Terlindenstraat, de oude weg naar Gent. Sinds 1 januari 1977 kreeg de Oostvlaamse stad Aalst de gemeenten Baardegem, Erembodegem, Gijzegem, Herdersem, Hofstade, Meldert, Moorsel en Nieuwerkerken toegevoegd.

Zoals vele kastelen vond ook Terlinden zijn oorsprong in een hoeve, in 1582 het «Pachthoefken» genoemd. Telgen van de familie Terlinden, de waarschijnlijke bezitters van dit goed, speelden vanaf de 17de eeuw een vooraanstaande rol in het Aalsterse stadsbestuur. Het oude goed werd omschreven als een klein kasteel, omgeven door een brede vijver, voorzien van twee ronde torentjes. Het kasteel was bereikbaar via een brede toegangsweg die afgebakend was met grote eiken.

Lees meer in “Van Kasteel naar Kasteel deel 6″ door Paul Arren.