Anvaing

Filed Under (Deel 4, Henegouwen) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

vknk_anvaingAnvaing, gelegen aan de Rhosne (een bijrivier van de Schelde), verwierf ook bekendheid in de hedendaagse geschiedenis. Op 28 mei 1940 werd in het kasteel van Anvaing het protokol van de overgave van het Belgisch leger getekend.

Anvaing werd reeds vermeld in 863 als «Anvinium», dat later gewijzigd werd in Anvennis en Anven. Vanaf het einde van de 12de eeuw schreef men Anvaing en die benaming bleef sindsdien ongewijzigd.

Het territorium van Anvaing grensde aan een oude landweg die tijdens de Romeinse bezetting werd aangelegd en die Bavay verbond met de kust. Vlak bij deze weg, in de onmiddellijke omgeving van Anvaing, werd in 1864 een schat gevonden. Tijdens aanplantingswerken stootte men op twee gouden halsringen en een vijftigtal gouden munten die dateren van ca. 200 voor Kristus. Deze schat uit de Keltische tijd berust momenteel in het «Metropolitan Museum of Art» in New-York.

In de negende eeuw behoorde het grootste gedeelte van Anvaing aan de abdij van Saint-Amanden-Pévèle, in de kastelnij van Rijsel (Lille). De heer van Anvaing was prokureur van Saint-Amand, wat inhield dat hij de wettelijke beschermheer was van de goederen die de abdij bezat. Dit grondgebied — dat vermoedelijk meer dan 100 ha bestreek — werd in verschillende feodale lenen opgesplitst. In één van die lenen, de heerlijkheid van «Wangermées», zou het kasteel van Anvaing gebouwd worden.

…/…

De familie de Lannoy is een vooraanstaand geslacht uit Frans-Vlaanderen, genoemd naar het plaatsje Lannoy-du-Nord, noordoostelijk van Rijsel (Liiie). De Sint-Filipskerk van Lannoy-du-Nord werd rond 1500 gesticht door Philippe de Lannoy (t 1535), kamerheer van keizer Karel V.

Evenals de huizen de Croÿ en de Lalaing leverde de familie de Lannoy vele dienaren aan de Boergondische en Habsburgse landsvorsten.

Naar aanleiding van zijn (derde) huwelijk met Isabella van Portugal — op 7 januari 1430 — riep Filips de Goede, in het stadje Sluis, de Orde van het Gulden Vlies in het leven. Op die dag werden 23 ridders — allen persoonlijk door de hertog verkozen — vereerd met de keten van die Orde. Onder deze uitverkorenen bevonden zich twee telgen van de familie de Lannoy: Hugues en Baudouin. In totaal zullen er niet minder dan zestien graven de Lannoy vereerd worden met deze hoge ridderorde.

De familie de Lannoy, die vanaf de 15de eeuw in het bezit was van talrijke baronieën en graafschappen, telde heel wat vooraanstaande en belangrijke leden, waarvan we enkelen noemen:

  • — Hugues de Lannoy (1384 — Rijsel 1 mei 1456), heer van Saintes; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; stadhouder van Holland en Zeeland; enz., was een geducht krijgsman en talentvol diplomaat in dienst van de Boergondische hertogen;
  • — Gilbert de Lannoy (t 22 april 1462), heer van Villerval, Tronchiennes, Saintes (vanaf 1456); ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., was één der belangrijkste figuren aan het hof van Filips de Goede, voor wie hij regelmatig als gezant optrad, o.a. op het Concilie van Bazel in 1433. Hij was ook te vinden op alle Europese slagvelden van zijn tijd. Zijn talrijke reizen heeft hij uitgebreid beschreven (“Voyages en Ambassades”) en deze werken vormen een belangrijke bron van kennis omtrent de toestanden en levensomstandigheden in de landen die hij bezocht;
  • — Jean de Lannoy (27 april 1410 — 18 maart 1493), stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland; goeverneur van Rijsel, Dowaai en Orchies; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; raads- en kamerheer van Filips de Goede van Boergondië; enz., werkte o.a. mee aan de totstandkoming van de Vrede van Atrecht (1682). Hij verbouwde het voorvaderlijk kasteel en stichtte de ommuurde stad Lannoy;
  • — Charles de Lannoy (Valenciennes 1482 — Gaëta 23 september 1527), heer van Senzeilles, Maingoval, enz.; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., vervulde hoge ambten aan de hoven van Filips de Schone en keizer Karel V. In maart 1522 werd Charles de Lannoy onderkoning van Napels en in 1523 kapitein-generaal van de verbonden strijdkrachten die in Italië tegen Frankrijk streden. Hij was één der bevelhebbers van het keizerlijk leger in de Slag van Pavia (24 februari 1525), waarbij het hem lukte de Franse koning, Frans 1, gevangen te nemen. Nadat de Fransen verslagen waren bracht Charles de Lannoy de Franse koning — op eigen initiatief — naar Spanje, waar deze in het Alcazar te Madrid werd opgesloten. Hij bracht de verzoening tot stand tussen Frans 1 en keizer Karel V.

Hierbij werd de Franse koning verplicht een verdrag te ondertekenen waardoor hij afstand deed van Boergondië, het hertogdom Milaan en de stad Doornik. Frans 1 moest eveneens …..

Veel meer over Anvaing in de boekenreeks  “Van Kasteel naar Kasteel” deel 4 van kasteel-o-loog Paul Arren.

Beloeil

Filed Under (Deel 4, Henegouwen) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

vknk_beloeilBeloeil, het antieke «Balliolum» (= versterkte plaats), op de Romeinse heirbaan van Bavai, moet al heel vroeg in de geschiedenis een baronie geweest zijn. Beloeil was eertijds een leen (later pairschap) van het graafschap Namen en in 1146 zou Nicolas de Condé er al een kasteel hebben bewoond. Door het huwelijk van Jeanne de Condé met Fastré de Ligne — in 1306 — kwam Beloeil in het bezit van de illustere familie de Ligne, die het kasteeldomein tot op vandaag kon behouden. Vanaf Heirbrand de Ligne — de oudst gekende vertegenwoordiger — hebben de de Ligne’s zich altijd onderscheiden bij alle belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van het Westen.

…/…

Michel de Ligne, oudste zoon van Fastré, die zijn vader opvolgde in 1337, was een echte vechtjas. Hij nam niet alleen deel aan alle toernooien die er ingericht werden, maar was tevens terug te vinden op alle slagvelden uit zijn tijd, zelfs tot in Schotland toe. Eén dezer veldslagen werd hem noodlottig, hij sneuvelde in 1345 in de Slag van Staveren (Stavoren), tegen de Friezen. Michel I de Ligne was getrouwd met zijn nicht Anne d’Antoing, vrouwe van Briffoeil, dochter van Wéry d’Antoing. Zij schonk hem één zoon: Michel II.

Michel II de Ligne, grootbaljuw van Henegouwen, enz., erfde in 1345 alle titels en eigendommen van zijn vader. Hij huwde met Eléonore de Coucy, oudste dochter van Philippe de Coucy, burggraaf van Meaux, enz., en van Jeanne de Cany. Michel II de Ligne had één wettige dochter, Eléonore de Ligne, die echter jong stierf. Per testament benoemde hij zijn oom Willem tot universeel erfgenaam.

…/…

Antoon I de Ligne, bijgenaamd «de grote duivel» (door zijn stoutmoedige heldhaftigheid), was net 18 jaar toen hij — na de dood van zijn vader — in het bezit kwam van een ontzaglijk fortuin en een groot aantal aanzienlijke en uitgestrekte heerlijkheden. Antoon I de Ligne was een knap diplomaat, die onderhandelde met Margaretha van Oostenrijk, Hendrik VIII van Engeland; enz., en zoals prins Albert de Ligne het in zijn werk «Histoire généalogique de la Maison de Ligne» uitdrukt :

  • «Een opvallende verschijning, deze edelman, vergezeld van een landsknecht, die de hand van zijn heerseres en weldoenster kust maar eist dat zij hem gelijk geeft; die wel wil dienen maar op wiens tenen men niet moet trappen; die steden inneemt in galop! Hij staat op moed en rechtvaardigheid. Bovendien is hij een goed jager en een uitstekend schutter. De ijzeren vogel die hij met de kruisboog neerhaalde en die op de lijst van zijn portret prijkt is een bewijs van zijn vaardigheid; zijn twee natuurlijke dochters een bewijs van zijn amoureuze avonturen …».
…/…
Claude-Lamoraal I, prins de Ligne (18 oktober 1618 — 21 december 1670), prins van Amblise, Epinoy en van het Heilig Roomse Rijk; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., was een schitterend diplomaat maar ook een ervaren krijgsman, die zijn mannetje stond in diverse veldslagen. Op 14 mei 1643 huwde hij — met pauselijke dispensatie — met Maria-Clara van Nassau-Siegen, weduwe van zijn broer prins Albert-Hendrik. In dat huwelijk werden elf kinderen geboren:
  • — Hendrik-Ernest, die volgt;
  • — Nicolaas, overleed als baby;
  • — Françoise-Lamberte, stierf op 10 juni 1647, 6 maanden oud;
  • — François-Albert, stierf — 1 jaar oud — op 1 februari 1650;
  • — Claire-Louisa (+ 1684), huwde met Raimondo de Lancastro y Portugal (+ 5 november 1665), hertog van Aveiro, Torres Nueves en Ciudad Real; markies van Maste-Major; enz.,
  • …/…

Het kasteel van Beloeil heeft herhaaldelijk belangrijke veranderingen ondergaan, waardoor het gaandeweg zijn middeleeuws uitzicht en verdedigingskenmerk verloor; tenslotte werd het geheel grondig gemoderniseerd. De oprichting van het majestatische kasteel van Beloeil moet een hele tijd in beslag genomen hebben en de bouw werd voltooid met de oprichting van de twee vrijstaande zijvleugels.

De linkervleugel — die als koetshuis dienst deed — heeft aan de voorzijde een fronton — voorzien van het jaartal 1682 — met, in reliëf, het wapen van Maria-Clara van Nassau (Brussel 7 oktober 1621 — Beloeil 1695), prinses de Ligne, enz.

De rechtervleugel, waarin vroeger de paardestallen waren ondergebracht (en waarin later de prachtige O.-L.-Vrouwekapel werd ingericht), werd in 1699 door haar zoon, prins Hendrik-Ernest (1644-1702), voltooid.

Op 14 december 1900 werd het kasteel verwoest door een hevig uitslaande brand, die enorme schade aan het gebouw aanrichtte. Het prachtig meubilair en de kunstverzamelingen (schilderijen, boeken, kunstvoorwerpen, enz.) konden gelukkig grotendeels gered worden, dankzij de buitengewone hulpvaardigheid van de plaatselijke bevolking, die zeer gehecht was aan haar prinsen.

De beide zijvleugels bleven gevrijwaard van zware brandschade en zij zijn dan ook de enige autentieke overblijfselen van het monumentale geheel dat Beloeil was op het einde van de 17de eeuw. In 1901 werd het kasteel herbouwd — op hetzelfde grondplan, maar moderner — door de Parijse architekt Sanson.

Het kasteelinterieur is buitengewoon rijk aan meubelen, schilderijen, kunstvoorwerpen, e.d., een interieur, een vorst waardig! Ook de tuinen van Beloeil — terecht het «Belgische Versailles» genoemd, zijn een buitengewone streling voor het oog en een bezoek overwaard.

Veel meer over Beloeil, door kasteel-o-loog Paul Arren,  is te vinden in deel 4 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel”.

De Tomp

Filed Under (Deel 4, Limburg) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

vknk_detompDe Tomp, een mooi voorbeeld van één der eerste burchtvormen, is gelegen op het grondgebied van Achel, de meest noordelijke gemeente van West-Limburg.

Het grondgebied van Hamont-Achel, in de Noord-Limburgse Kempen, is voor ongeveer 30% bebost, waardoor de gemeente terecht de stempel «Groen Dorp» verdiende. Men deed er ook Romeinse, maar vooral prehistorische, vondsten; sommige daarvan gaan terug tot ca. 8.000 jaar voor Kristus.

Tevens telt de gemeente belangrijke historische monumenten zoals: het voormalig jachtslot van Grevenbroek (nu Kruisherenkasteel); het vroegere klooster Catharinadal; het Trappistenklooster de «Achelse Kluis»; enkele goed gerestaureerde prehistorische grafvelden; verschillende oude laathoven of cijnshoven; enz.

…/…

De Tomp is één der weinig overgebleven getuigen van de primitieve burchtvorm die maar uit één toren bestond. Vermoedelijk werd deze toren rond het jaar 1309 gebouwd, maar archeologische opgravingen tonen aan dat er — voor die tijd — een andere versterking op diezelfde plaats bestond. Deze primitieve konstruktie was opgetrokken uit hout en was volledig met water omgeven. Zulk een verdedigingstoren had een dubbele funktie: vanop de toren kon men veel vlugger naderende vijanden opmerken en had men dus meer tijd om iedereen te alarmeren en in veiligheid te brengen; en binnenin de toren was men dan beschermd tegen vijandelijke projektielen.

De Tomp heeft aan de begane grond een diameter van 8,5 meter en muren van 2 meter dikte. In de funderingen werden zij trapsgewijs verbreed, zodat de kelderverdieping een buitendiameter van 10 meter bereikt. Die kelderverdieping werd gebruikt als voorraadruimte en opbergplaats en bezat eveneens een waterput, wat een levensnoodzakelijk attribuut betekende bij eventuele belegeringen.
Zoals steeds het geval was bij burchttorens van dit type, bevindt de toegang zich op de eerste verdieping, ongeveer 4 meter boven de begane grond. Op die begane grond zijn geen vensters of deuren in de toren en de toegangstrap werd, bij belegering, omhooggetrokken.
Als men de toren betreedt komt men in een plaats die gebruikt werd als woonruimte. Getuige: de open haard, een nis voor een kandelaar of olielamp en enkele luchtgaten. De volgende verdieping, die dienst deed als slaapruimte, bereikt men via …/…

Meer over de Tomp in deel 4 in “Van Kasteel naar Kasteel” door kasteel-o-loog Paul Arren.

Kasteel Drie Koningen

Filed Under (Deel 4, West-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , ,

vknk_driekoningenHet ganse gebied, dat thans de wijk Drie Koningen vormt, behoorde reeds voor de Beeldenstorm van 1566 aan de Eerwaarde Paters Ongeschoeide Karmelieten, die in de loop van de 16de eeuw deze gronden hadden aangekocht om ze vruchtbaar te maken. Langs de heirweg naar Brugge bezaten ze een hoeve, “Oude Paterij” genoemd en daar bouwden zij een kapel.

Met de Franse Revolutie werden de gronden, die de paters bezaten, aangeslagen en openbaar verkocht als «Nationaal Goed» ten voordele van de Franse schatkist. Hun bezittingen te Beernem werden in 1798 aangekocht door een zekere kanunnik van Outryve, die de gronden in 1802 doorspeelde aan zijn schoonbroer, Franciscus-Josephus-Joannes, baron de Serret van Outryve (1767-1849), zoon van François-Joseph de Serret (° 1741), bevelhebber van de stad en de vesting Antwerpen; enz., en van Marie-Jeanne de Willaeys.

Baron Franciscus de Serret van Outryve bouwde op een kleine terreinverhoging van zijn domein een kasteel in empirestijl en liet er tevens het prachtige, omringende park aanleggen.

Aanvankelijk heette dit kasteel «Meerberg», naar de oude naburige wijk die reeds in 1469 vermeld werd en naar de heuvel waarop het gebouwd werd. Deze benaming raakte in onbruik en werd vervangen door die van «Drie Koningen», ontleend aan een herberg die reeds in 1565 daar op het kruispunt van de heirweg stond.

Het hoofdgebouw van die voormalige herberg bestaat heden nog en werd omgebouwd tot een mooie hofstede.

In 1871 werd Drie Koningen aangekocht door Charles Bailleau d’Avrincourt, een Frans «royalist», die in 1870 uit Frankrijk was gevlucht. Hij was gehuwd met jonkvrouw Marie van Outryve d’Ydewalle, waardoor het kasteelgoed terugkeerde in het bezit van de oorspronkelijke familie.
In 1909 werd Drie Koningen eigendom van ridder André-Jean-Marie van Outryve d’Ydewalle, zoon van CharIes-Julien-Bernard-Eugne van Outryve d’Ydewalle, ridder (1840-1876), en van Marie-Virginie-Albertine Aronio de Romblay (1843-1926).
De familie van Outryve d’Ydewalle bekwam op 21 september 1771 de erfelijke titel van ridder, overdraagbaar op alle mannelijke afstammelingen.
André-Jean-Marie-Joseph van Outryve d’Ydewalle (Ruddervoorde 21 augustus 1873 — Brugge 2 april 1940), ridder; doctor in de rechten; volksvertegenwoordiger; burgemeester van Beernem (van 1926 tot 1940); enz., huwde — te Beernem op 24 oktober 1905 — met Maria-Fernand-Ghislaine de Vrière (Beernem 6 juli 1884 — aldaar 26 september 1931), dochter van Etienne-Gustave-Edouard-Marie-Ghislain-Emile de Vrière, ridder, en van Adelaïde-Marie-Ghislaine, barones van Reynegom de Buzet.
Het echtpaar van Outryve d’Ydewalle-de Vrière zorgde voor vijf kinderen :
  • — Marie-Adelaïde (genaamd Marie-Adeline)-Mathilde-Joséphine-Ghislaine (Sint-Andries 12 maart 1907 — Brugge 21 mei 1952), huwde — te Beernem op 28 juni 1928 — met Jean-Robert-Marie-Joseph-Corneille, baron de Failly (Meerbeke 14 september 1904 — Brugge 25 augustus 1973), zoon van Arthur-Marie-Edouard-Hubert-Christyn-Joseph de Failly en van Edith-Mathilde-Charlotte-Marie Poot Baudier. Het echtpaar de Failly-van Outryve d’Ydewalle zorgde voor tien kinderen :
…/…
In de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” deel 4 door Paul Arren leest u meer over Drie Koningen.

Kasteel Bosdam

Filed Under (Deel 4, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , ,

Voor de oprichting van het Bosdamkasteel bevond zich op dezelfde plaats een hof van plaisantie, Kretenborch (ook Cretenborch) geheten en die hofstede werd reeds vermeld in de l6de eeuw.

De vroegst gekende eigenaar van Kretenborch was Jakob Danssaert, schildknaap; schepen te Beveren; enz. Jacob Danssaert, zoon van Jan Danssaert, huwde met Maria Rondeel, dochter van Jan Rondeel en van Josina de Kever. Het echtpaar Danssaert-Rondeel had drie kinderen:

  • — Jan II, die volgt;
  • — Jakob II; en
  • — Jozyne, die in het huwelijk trad met Boudewyn Zaman, hoofdschepen van het Land van Waas.

Jakob Danssaert  I overleed te Beveren op 22 november 1538 en werd in de Sint-Martinuskerk aldaar begraven. Zijn weduwe, Maria Rondeel, hertrouwde met Antoon de Kaerle, schepen en burgemeester van Beveren, en dit paar zorgde eveneens voor drie kinderen.

…/…

Na de dood van haar vader bekwam Anna-Maria de hofstede Kretenborch. Anna-Maria de Leeuw huwde in 1676 met Jan-Baptist Dullaert, baljuw van het Land van Saeftinge; stadhouder van Beveren; enz., weduwnaar van Joanna van Goethem.

De echtelieden Dullaert-de Leeuw namen hun intrek op een grote hoeve te Doel en verhuurden Kretenborch aan Petrus van den Heuvele, dokter.

Jan-Baptist Dullaert overleed te Doel op 19 april 1694, waarna Anna-Maria de Leeuw hertrouwde — te Doel op 22 juni 1695 — met Jan Vergauwen, stadhouder van Kieldrecht-Doel. Zij verhuurden Kretenborch in 1696 aan Antoon van Damme, advokaat.

Op 30 mei 1697 verkochten Jan Vergauwen en Anna-Maria de Leeuw: «zeker huis, schuur en stallingen, met alle de edifitiën, mitsgaders landerijen, ca. 2,5 gemet groot» voor 2.000 gulden aan Adriaan Maes, die de koop had gesloten voor zijn zoon Jozef Maes.

Jozef Maes was — op 27 maart 1681 — gehuwd met Catharina de Leeuw, zus van Anna-Maria de Leeuw en Adriaan Maes was getrouwd met Anna Dullaert, die een zus was van Jan-Baptist Dullaert, de eerste echtgenoot van Anna-Maria de Leeuw.

Jozef Maes, meier te Kallo, had slechts één dochter, Anna-Catharina, die haar vader opvolgde op Kretenborch.

Meer over Bosdamkasteel in deel 4 van de serie “Van Kasteel naar Kasteel” van Paul Arren.

Kasteel Ooidonk

Filed Under (Deel 4, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , , ,

…/… In 1096 nam Wouter van Nevele deel aan de Eerste Kruistocht naar het Heilig Land (1096-1099), en in 1181 werd Gilbert van Nevele — door Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen — gelauwerd, voor bewezen diensten.

In opdracht van Gwyde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, legde Walter van Nevele in 1295 de grenzen vast tussen Henegouwen en Namen.

Margaretha van Nevele, énige erfgename van het eerste huis van Nevele, trouwde — in het begin van de 14de eeuw — met ridder Jean de Longueval, heer van Ham, enz., waardoor de familie de Longueval op Ooidonk kwam.

Margaretha de Longueval, énige dochter en erfgename van Jean de Longueval, huwde met Jan van Gistel, heer van Woestijne, waardoor de familie van Gistel het beheer over de heerlijkeid verkreeg. Niet lang echter, want de énige dochter van Jan van Gistel huwde in 1346 met Jan van Fosseux, goeverneur van Artezië; enz., en droeg al haar bezittingen — waaronder Ooidonk — over aan haar gemaal.

In 1425 ging Ooidonk, door het huwelijk van Joanna de Fosseux met Jan II de Montmorency, in het illustere huis de Montmorency over en …..

…/…

20ooidonk15

Het kasteel

Tijdens de oorlogen tussen Maximiliaan van Oostenrijk en de Vlaamse steden werd Ooidonk, in 1498, door de Witte Kaproenen verwoest (met uitzondering van de vier hoektorens). In 1500 werd het kasteel door de toenmalige eigenaar, Filips de Montmorency, heropgebouwd.

Op 18 juli 1579 werd het kasteel door de Gentse Geuzen ingenomen, geplunderd en in brand gestoken; en weer ontsnapten de vier hoektorens aan de vernieling. Eléonore de Montmorency zag zich in 1595 verplicht de ruïne te verkopen, door gebrek aan middelen voor de heropbouw. Koper en nieuwe eigenaar werd Maarten della Faille die het kasteel onmiddellijk heropbouwde zoals we het nu nog kunnen zien.

Op 2 oktober 1645 werd Ooidonk andermaal geplunderd door de troepen van Frederik-Hendrik, prins van Oranje; graaf van Nassau; stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel; enz., maar ditmaal bleef het kasteel …/…

Het prachtige kasteel is omgeven door een brede en diepe slotgracht en is alleen bereikbaar via een — nog bestaande — ophaalbrug.

Kasteel Ooidonk, gelegen in een uitgestrekt landgoed van 300 ha — waarvan 45 ha park en vijvers — is in de zomermaanden toegankelijk voor bezoekers.

(Alle foto’s : met dank aan Juan, graaf t’Kint de Roodenbeke)

Lees alles over Ooidonk in deel 4 in “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren

Gaasbeek

Filed Under (Deel 4, kastelen, Vlaams-Brabant) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , ,

gaasbeek Gaasbeek, in het arrondissement Halle-Vilvoorde, ligt in het hartje van het Pajottenland, een mooie, heuvelachtige streek, die men grofweg kan situeren in de onregelmatige vierhoek Brussel-Halle-Edingen-Ninove. Met de fusie van 1977 groeide Gaasbeek, samen met Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik, uit tot de nieuwe gemeente Lennik.

De stemmige dorpskom, met het beboomde (platanen en kastanjebomen), rechthoekige dorpspleintje — waarop een arduinen schandpaal — is beschermd sinds 5 november 1946.

De driehoekige, laatgotische, bakstenen O.-L.-Vrouwekerk, met omringend kerkhof, werd — bij regentsbesluit van 13 januari 1943 — opgenomen in de lijst der beschermde monumenten en landschappen. Het kerkinterieur is zeer rijkelijk voorzien van meubilair uit de 17de en voornamelijk uit de l8de eeuw.

(…het boek gaat verder over Gaasbeek en de verschillende overleveringen)

fragment:


Op 26 september 1345 sneuvelde Gerard van Horne (in de slag van Stavoren), samen met Willem IV van Holland, die hij vergezelde op diens veldtocht tegen de Friezen, waarna de heerlijkheid Gaasbeek, en de andere bezittingen van Gerard, ingepalmd werden door Sweder van Abcoude, echtgenoot van Johanna van Horne, een zus van Gerard.

De familie van Horne, die aanvoerde dat gronden alléén in mannelijke lijn konden geërfd worden, kwam onmiddellijk in opstand, maar op 11 oktober 1357 werd het geschil uiteindelijk op vriendschappelijke wijze beslecht, voor de schepenen van Brussel. Sweder van Abcoucle behield Gaasbeek en Loon, maar moest afzien van de andere bezittingen langs moederszijde (Horne, Altena, Monniklande, Heede, Leende, Montcornet, Herstal, enz.), die toegewezen werden aan Diederik van Horne.

gaasbeek2

Sweder van Abcoude werd dus heer van Gaasbeek in 1357, maar in 1376 nam hij bezit van de heerlijkheden Abcoude en Wijk, die toebehoorden aan zijn pas overleden vader, en stond Gaasbeek en Loon af aan zijn broer Willem van Abcoude.

In 1381 kwam Sweder van Abcoude naar Gaasbeek terug en werd Willem van Abcoude, heer van Abcoude en Wijk. Daardoor werden de bezittingen van Maria van Walcourt (de laatste erfgename van de zeer invloedrijke familie van Aa), echtgenote van Willem van Abcoude, ook bij de heerlijkheid gevoegd en kwam Sweder in het bezit van Lennik, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Kasteelbrakel.

Sweder van Abcoude wou zijn heerschappij nog uitbreiden en wilde de voogdij verwerven over enkele heerlijkheden buiten de meierij van (Sint-Genesius-) Rode. De Brusselse schepenraad, voorgezeten door Everard T’Serclaes verzette zich echter tegen dit opzet en werd in het gelijk gesteld door Johanna, hertogin van Brabant. De hertogin had zelfs met de «Blijde Inkomst» van 1356 plechtig verklaard dat van Brabant geen grondgebied meer mocht vervreemd worden.

Op Witte Donderdag (26 maart) 1388 reed T’Serclaes van Lennik naar Brussel maar werd onderweg door Melys Utenenghe, baljuw van Gaasbeek, en Willem van Kleef, bastaardzoon van Sweder van Abcoude, aangevallen en vreselijk verminkt:

«Ende hebben hem daer
Afgheslegen sinen voet,
Ende sijn tonghe in sinen mont
Ghecort, ende bitterlijc ghewont,
Ende lietenen alsoe liggen daer
Int velt, met dier quetsueren swaer,
Bloedende seere over doot
Ende hi sterf met groter dage
Des Dynsdaeghs in de Paesdage
In Merte op den lesten dach
Die int jaer ons Heeren lach
XIIIe LXXX ende acte…».

Jan van Stalle, landdeken van Halle, vergezeld van Jan Cooreman, zijn klerk, kwam voorbij de onfortuinlijke schepen van Brussel, ontfermde zich over de zwaargewonde en voerde het zieltogende lichaam van Everard naar Brussel, die daar aan zijn verwondingen bezweek.

In de hoofdplaats van het hertogdom stroomde het volk onmiddellijk samen en trok — nog dezelfde dag — gewapenderhand op tegen het kasteel van Gaasbeek. Sweder van Abcoude had de beide schuldigen van de aanslag op Everard T’Serclaes op zijn kasteel ontvangen waardoor hij — in de ogen van de massa — als de opdrachtgever van die moordaanslag gold. Everard T’Serclaes, de plaatselijke held die de bezettingstroepen van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, uit Brussel had verdreven, moest gewroken worden.

Sweder verliet zijn kasteel om hulp en versterking te zoeken waarna zijn echtgenote, Anna van Leyningen — om het ergste te voorkomen — de overgave van de burcht aanbood en, met haar gevolg, Gaasbeek mocht verlaten.

Het kasteel van Gaasbeek werd ingenomen, in brand gestoken en tot op de grond vernield.

Reeds in 1389 begon Sweder van Abcoude met de heropbouw van de burcht. In 1400, toen hij op weg was naar Rome, voor de viering van het Heilig Jaar, overleed de heer van Gaasbeek in Toscane. Zijn nog minderjarige zoon, Jacob van Abcoude, volgde zijn vader op in de heerlijkheid Gaasbeek. Dit gebeurde — tot aan zijn meerderjarigheid — onder de voogdij van zijn oom Willem van Abcoude.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren. (Gaasbeek 14 blz.)

Van Kasteel naar Kasteel deel 4

Filed Under (Deel 4, kastelen) by

deel4
 

Behandelde kastelen in deel 4:

Aartselaar – Wolffaertshof
Achel – De Tomp
Anvaing
Bachte-Maria-Leerne – Ooidonk
Beernem – Drie Koningen
Be1ci1
Beveren – Bosdam
Bornem – Marnix
Bouwel
Brasschaat – Torenhof
Chausseé-Notre-Dame-Louvignies – Louvignies
Dampicourt – Montquintin
Deurne – Bisschoppenhof
Ekeren – Moretushof
Fontaine-L’Evêque
Gaasbeek
Grotenberge – Breivelde
Haltinne
Hoei
Hombeek – Expoel
Kalmthout – Hof ter Heide
Kapellen – Dennenburg
Koningshooikt
La Roche
Lembeek
Marke – de Béthune
Meldert
Mirwart
Nokere
Onoz – Mielmont
Putte
Schilde – Spreeuwenborgh
Schoten – Calesberg
‘s-Herenelderen – de Renesse
Sint-Michiels – Tilleghem
Sint-Niklaas – Castrohof
Stabroek – Lassonhof
Viersel – Hovorst
Wannegem-Lede
Wilrijk – Schoonseihof
Zolder – Vogelsanck


Wolffaertshof

Filed Under (Antwerpen, Deel 4, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , ,

wolffaertshofHet Wolffaertshof ligt in het centrum van de Antwerpse gemeente Aartselaar die — met de fusie van 1977 — ongewijzigd bleef.

Aartselaar wordt sterk beïnvloed door de drukke baan Antwerpen-Boom-Brussel, die de gemeente in vertikale richting doorsnijdt. Langs deze grote weg vestigde zich — na 1945 — een groot aantal fabrieken en bedrijven.

Voor de 14de eeuw behoorde Aartselaar tot het grondgebied van Kontich, dat reeds in de 8ste eeuw bestond. In 889 werden de tienden van Aartselaar door Franco, bisschop van Luik, aan de abdij van Lobbes geschonken. Van 1559 tot 1720 gaat dit patronaatsrecht naar de heer van Kantekrooi onder Mortsel om nadien terug in handen van de abdij van Lobbes te komen en dit tot aan de Franse Revolutie of tot aan het einde van het Ancien Régime.

Op 8 juni 1309 werd Aartselaar een zelfstandige parochie, waarbij de nieuwe parochiegrenzen werden vastgelegd door de abt van Lobbes en de pastoor van Kontich. De parochie viel achtereenvolgens onder de bisdommen Kamerijk, Antwerpen (1559), Mechelen (1802) en opnieuw Antwerpen (1961). Pas in 1558 kreeg Aartselaar een eigen schepenbank en werd sindsdien een zelfstandige gemeente.

Het Wolffaertshof is in de loop der geschiedenis sterk verbonden geweest met de kerkgemeenschap van Aartselaar. Bijna 300 jaar lang is het de woning geweest voor de pastoors van de Sint-Leonardusparochie.

Evenmin als kasteel Solhof te Aartselaar — ondanks zijn naam — iets met muziek of muzieknoten te maken heeft, heeft Wolffaertshof iets met wolven te maken.

Het kasteel werd wel genoemd naar één der vroegere eigenaars ervan, Jacobus Wolffaert, een mens van vlees en bloed. Toch kwamen er wolven voor in Aartselaar, en zelfs agressieve. Zo lazen we dat wolven heel wat schade aanrichtten tussen de huisdieren en dat deze bloeddorstige dieren ook mensen aanvielen. De roofdieren maakten het zo bont dat de schout beroep moest doen op de baljuw van het Land van Waas om er wolvennetten te ontlenen.

Het Wolffaertshof — gebouwd voor 1480 — was vroeger een versterkt kasteel. Na een mm of meer turbulent bestaan, met bezettingen door vreemde soldaten van velerlei pluimage, en met wisselende eigenaars, kwam het kasteelgoed, via Heyndric van Regemorter, over een zekere meester Dorn, in 1559 aan Jacobus Wolffaert, die zijn naam aan het kasteel koppelde.

Jacobus Wolffaert, aalmoezenier van de stad Antwerpen, werd opgevolgd door zijn zoon Jacob Wolffaert de Jonge, maar die verkocht zijn bezittingen onder Aartselaar (w.o. het Wolffaertshof) aan Jeronimo del Rio, zoon van Antonio del Rio, heer van Cleydael, enz., en van Eleonora Lopez de Villanova ( † Antwerpen 21 april 1606).

De familie del Rio was afkomstig uit Burgos in het Spaanse Castilië. Antonio del Rio — een zeer godsdienstig man — en daarom een hardnekkig tegenstander van de Reformatie — liet de kerk van Aartselaar, na de Beeldenstorm, op zijn kosten herstellen, Louis del Rio, broer van Antonio, maakte deel uit van de Inquisitionele Raad van Beroerte, in de volksmond Bloedraad genoemd.

Uit “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren.