Kasteel van Archennes

Filed Under (Deel_11, kastelen, Waals Brabant) by

Tagged Under : , , , , , , , , , ,

vknk_archennes

Het echtpaar Schotte-d’Amezaga had één zoon, Charles-Albert, die opvolgde als heer van Archennes.

Charles-Albert-Lamoral Schotte (° Leuven 14 juli 1745), burggraaf van Sint-Winoksbergen; heer van Archennes; enz., huwde – in januari 1765 – met Marie-Anne-Antoinette de Fusco de Mataloni (1748-1768), énige dochter van Pierre-Eugène de Fusco de Mataloni (telg uit een Napolitaanse familie) en van Anne-Philippine van de Berghe de Limminghe.

Een zoon uit de echtverbintenis Schotte-de Fusco de Mataloni, Charles-Alexander-François, baron Schotte (1768-1801), werd de laatste heer van Archennes tijdens het Ancien Régime. Hij huwde in 1791 met Madeleine Roose de Baisy (1772-1823), maar dit huwelijk bleef kinderloos. Baron Charles Schotte speelde al zijn bezittingen door aan zijn echtgenote die, op haar beurt, alles aan haar jongere zus Jeanne legateerde.

…/…

Het kasteeldomein werd van 1879 tot 1892 verhuurd aan Léon, baron de Terwangne (1839-1907), gehuwd met Elisa-Cécile Pinson (1846-1902), die een broer was van  barones Emma de Terwangne. Daarna werd het kasteelgoed verkocht aan Camille-Isabelle Mastraeten (1838-1916), douairière van Isidore Jullien († 1885), die het eigendom op 27 november 1899 verkocht aan Eugène Bauchau, zevende van elf kinderen van Eugène (genoemd Amand)-Joseph-François-Amand Bauchau.

Het kasteel van Archennes, in het centrum en achter de kerk gelegen, is privé- bezit en niet toegankelijk voor bezoekers. Vanop de openbare weg kan men een glimp opvangen van het prachtig bouwwerk. …/…

Lees voor meer details in deel 11 “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.

Kasteel Hof ter Kruisen

Filed Under (Deel_11, kastelen, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , , ,

vknk_htkHet fraaie kasteeltje Hof ter Kruisen staat in Kaprijke, één der oudste gemeenten van Oost-Vlaanderen – reeds vermeld in de negende eeuw – maar vermoedelijk gesticht door de Romeinen, die de plaats “Capriacum” noemden.

Hippoliet-Jan van Peene, arts; Vlaams toneelschrijver; regisseur; enz., werd in Kaprijke geboren op 1 januari 1811. Hij was de dichter van o.a. “De Vlaamsche Leeuw”, in 1847 getoonzet door …. die een neef was van ….. Van Peene († 1864) en Miry waren ook de oprichters van de eerste Vlaamse schouwburg in ons land, nl. de “Minard” in Gent, waar o.a. Romain Deconinck vele jaren op de planken stond en (verdiend !) enorm sukses oogstte.

Vermits Kaprijke sinds 1240 stadsrechten had bezat het ook een stadhuis, dat door de Kaprijkenaren nog steeds zo genoemd wordt en op dit – sinds 28 december 1936 beschermde – bouwwerk in Vlaamse renaissance mag men in Kaprijke best trots zijn. Het werd in 1663 gebouwd, brandde … Het is een prachtig voorbeeld van onze 17de-eeuwse bouwkunst en een echt pareltje in zijn soort !

Reeds in 1296 is er sprake van Willem van Caprike, maar het is niet zeker of hij ook heer van die plaats was. Kaprijke behoorde tot de zgn. “Smalle Steden” van het “Brugsche Vrije”, de grootste kasselrij van Vlaanderen, die onder Filips de Stoute …….

De “Stad, Vrijdom en Heerlijkheid” Kaprijke was vroeger een allodiaal goed dat …. en afstonden aan Elisabeth, natuurlijke dochter van Lodewijk van Nevers en echtgenote van Simon de Mirabelle, ridder; heer van Perwijs, Beveren; enz.

vknk_htk2

Op 22 september 1751 werd het Hof ter Kruisen verkocht aan Anne- Marie Mahuys y Principe (naar de naam van haar moeder), weduwe van Etienne Maelcamp en dochter van Guillaume Mahuys en van Anne- Joseph Principe. Etienne Maelcamp (Gent 8 maart 1667 – aldaar 24 augustus 1728), tweede van drie kinderen van François Maelcamp (1628-1676) en van Jeanne de la Derrière, bekwam – op 14 juli 1736, met terugwerkende kracht tot 1 juli 1720 – postume adelsbevestiging (indien nodig adelsverheffing), voor zichzelf en voor de kinderen die hij bij zijn weduwe Anne-Marie Mahuys y Principe had.

In het huwelijk Maelcamp-Mahuys y Principe, dat in Sevilla, Spanje, werd voltrokken, zagen drie kinderen ….

Lees verder in deel 11 Van Kasteel naar Kasteel door Paul Arren.

Kasteel l’Avouerie

Filed Under (Deel_11, kastelen, Luik) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , ,

Kasteel L’Avouerie bevindt zich in Anthisnes, een dorpje in de Condroz, op 24 km van Hoei en van Luik.  Met de gemeentefusie van 1977 kreeg Anthisnes Hody, Tavier en Villers-aux-Tours toegevoegd.
De naam Anthisnes zou afgeleid zijn van “Anteus”, de benaming van een Romeinse villa, waarvan nog funderingen zouden bestaan in de akkers nabij het centrum.

vknk_avouerie

In het jaar 879 gaf Lodewijk II de Stotteraar (Louis le Bègue), koning van Frankrijk en zoon van Karel de Kale, het goed Anthisnes aan Ebroïn, één zijner getrouwen. Op 19 september 946 schonken Eilbert van Ribemont, graaf van Florennes; enz., en zijn vrouw Hérésinde, belangrijke in “Anthina” (= Anthisnes) gelegen goederen aan het door hen gestichte Benediktijnerklooster van Waulsort. Sindsdien oefende de abdij van Waulsort de herenrechten uit in het dorp.

Vermits de heerlijkheid Anthisnes steeds een kerkelijk goed was geweest, stond zij onder de bescherming van een voogd (avoué) of prokureur, die belast was met de verdediging van het leengoed maar die ook de belastingen en tienden inde, recht moest spreken; enz. De eerste prokureurs van Anthisnes waren de hertogen van Limbourg aan de Vesder.

Een eindje verder, aan de overkant van de straatweg, staan de imposante hoevegebouwen. Aan de rechterzijde van die mooie gebouwen uit 1554 en 1683 staat de oude parochiekerk die aan de H. Maximinus was toegewijd. De ruwbouw van deze kerk en vooral de toren zijn nog romaans. Na de onttrekking aan de eredienst werd de kerk verwaarloosd en raakte op het einde van de 19de eeuw in verval. De plaatselijke boer gebruikte de kerk zelfs als …

Een deel van het kasteel werd ingericht als bier- en jenevermuseum met een imposante verzameling glazen, flessen en kruiken, naast voorwerpen die met bottelen, distilleren, enz. te maken hebben. In de gewelfde kelders kan men genieten van een heerlijk plaatselijk biertje “Cervoise” genoemd.

Het dokument, gedateerd 19 september 946, waarin de overdracht van Anthisnes aan de abdij van Waulsort wordt bevestigd, geeft een inventaris van alle goederen die in deze schenking begrepen waren. Er werd ook melding gemaakt van “een brouwerij waar cervoise” gebrouwen werd, wat dus betekent dat dit streekbier al meer dan 1.000 jaar bestaat. Om dit feit te herdenken werd enkele decennia geleden dan ook een “Cervoise du Millénaire” op de markt gebracht.

… lees verder in “deel 11 Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren. U vindt er ook een gedetailleerde opsomming de verschillende eigenaars en families die verband houden met het kasteel.

Gravensteen

Filed Under (Deel 5, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , , , ,

De eerste burcht die, door de graven van Vlaanderen, in Gent werd opgericht dateerde waarschijnlijk uit het begin van de 10de eeuw en lag toen op een eilandje, buiten de nog erg kleine Arteveldestad. De stad Gent zelf was wel ouder; zij ontstond in de eerste eeuw van onze jaartelling, onder de Romeinse overheersing, en heette toen Ganda.

De burcht werd gebouwd in opdracht van Boudewijn II, graaf van Vlaanderen († 918), en diende als versterking tegen de gevreesde Noormannen. Arnulf 1, graaf van Vlaanderen, herbouwde en hernieuwde — voor 939 — het bestaande complex dat «novum castellum» gedoopt werd.

Het bestond uit voornamelijk losstaande gebouwen: een grote tiendenschuur (met diverse voorraadkamers); de grafelijke kanselarij; de huisvesting voor het garnizoen van de burcht en de woningen voor de talrijke ambtenaren van het graafschap. Een gerechtszaal werd toen nog niet voorzien omdat de rechtspraken vroeger steeds in open lucht gebeurden, gezien God als getuige werd geroepen. Onder de huidige donjon werd op het eind van de 11de eeuw — in opdracht van Robrecht de Fries — een ruim zaalgebouw gebouwd van 33 op 18,8 meter met twee meter dikke muren. In die periode ontstond tevens de defensiewal die de gebouwen omringt.

vknk_gravensteen

(fragment pagina 89):


Van de 14de eeuw af  bouwden de Vlaamse graven — boven een uitgebreid net van plaatselijke rechtbanken en leenhoven — geleidelijk aan een vorstelijk gerechtshof dat, tot aan de Franse Revolutie, gecentraliseerd bleef in het Gravensteen. Bij dit gerechtshof, waarvan de bevoegdheid zich uitstrekte over het ganse graafschap Vlaanderen konden zij, die door een lager gerechtshof reeds gevonnist waren in hoger beroep gaan.
Bij verhoringen en rechtspraak hoorden een aantal onafscheidelijke attributen. Het Gravensteen was dan ook uitgerust met folterkamers, kerkers, een vergeetput, enz.

Terdoodveroordeelden werden van het leven beroofd door één der gerechtszwaarden van de beul, door verhanging of door verbranding en van de daarvoor benodigde attributen is er in het Gravensteenmuseum nog een groot aantal bewaard gebleven en te bekijken. Het is trouwens dé belangrijkste verzameling op dit gebied die men in ons land kan vinden en bevat folter- en marteltuigen uit de 15de tot de 19de eeuw.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 5″ door Paul Arren.

Modave

Filed Under (Deel 2, Luik) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Modave, een gemeente in de Condroz, op 13,5 km van Huy (Hoei), omvatte eertijds twee verschillende heerlijkheden: Grand-Modave en Petit-Modave, gescheiden door de Hoyoux. Beide heerlijkheden werden dikwijls verenigd onder dezelfde heer waarbij Petit-Modave als leengoed afhankelijk was van Grand-Modave.

Als heren vinden we er eerst de Modaves, met Walther I de Modave als eerste bezitter, en dit geslacht zal tot in de XVIde eeuw het kasteelgoed blijven beheersen. Later vinden we dan de families Haultepennes, Saint-Fontaines en de beroemde familie Marchin, waarvan Jean de Marchin de heerlijkheid bezat van 1642 tot 1682. Daarna kwam de prinsbisschop van Luik die het kasteel overliet aan kardinaal de Fürstenberg, welke het op zijn beurt schonk aan de gravin douairière van der Marck.

…(meer over de opvolgende eigenaren is te lezen in het boek)…

vknk_modave2

Tot in de XVIIde eeuw verhief zich een grote slottoren — een waar arendsnest dat dagtekent uit de eerste tijden van het feodale stelsel — loodrecht boven de Hoyoux. Jean-Gaspard-Ferdinand de Marchin (overleden in 1673), een groot krijgsman; luitenant van de «Grand-Condé»; graaf van het Heilig Roomse Rijk en ridder van de Orde van de Kousenband, bouwde het huidige kasteel, nadat het vorige gedeeltelijk in brand werd gestoken door de troepen van Lorreinen in 1651. De bouwkundige is niet bekend, maar het kasteel heeft met zijn stenen inkadering, zijn balustrades, mansarde-daken met dakvensters en driehoekig fronton een klassiek Frans karakter. Waarschijnlijk liet graaf de Marchin zich door de Franse monumenten inspireren.

Het voorplein dat toegang geeft tot het kasteel, door een mooie dreef van één kilometer met de kerk verbonden, ligt op een plateau dat een wijde vlakte vormt. Aan de achterkant van het kasteel is het uitzicht indrukwekkend : aan de voet van de 57 m hoge rots, waarop het kasteel prijkt, vloeit de Hoyoux, en het oog raakt verdwaald tussen de beboste heuvels. Beneden aan deze steile rots begint het park dat een uitgestrektheid heeft van 80 ha, gans ommuurd, waar damherten in volledige vrijheid leven. Het kasteel en zijn domein zijn dagelijks te bezoeken.

Bij het binnentreden van het kasteel … ( Lees verder in Van Kasteel naar Kasteel deel 2 door Paul Arren. )

Kasteel Ten Berghe

Filed Under (Boekdelen, Deel_11, kastelen, West-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , , ,

vknl_tenbergheHet 35 ha grote kasteeldomein  ten Berghe bevindt zich in Koolkerke, op twee km van Brugge. Het domein is gelegen aan de Dudzeelsesteenweg 313, richting Knokke. Ten Berghe was oorspronkelijk een aparte heerlijkheid die in1350 toebehoorde aan een baron van (of de) Rode(n), telg uit een oud adellijk geslacht, dat lang geleden is uitgestorven.

De familie de Rode(n) verkocht in 1487 de heerlijkheid ten Berghe aan Jacques Despars, de befaamde “chirurgyn”, die Europese bekendheid verwierf als lijfarts, ambassadeur, raadgever; enz. van Filips de Goede, Karel de Stoute en Maximiliaan van Oostenrijk. Filips de Goede (1396-1467), werd – als hertog van Boergondië – opgevolgd door Karel de Stoute (1433- 1477) en die had slechts één dochter, Maria van Boergondië (1457-1482), die het bewind in de erflanden van haar vader overnam. Tijdens een jachtpartij in de bossen van Wijnendale (Torhout) verongelukte de hertogin op 25-jarige leeftijd waarna haar gemaal, Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519), haar opvolgde als regent in de Nederlanden.

De Vlaamse steden kwamen in opstand tegen zijn bestuur, waarna Maximiliaan Brugge bij verrassing wilde inpalmen. Dit plan mislukte en de Bruggelingen namen hem op 5 februari 1488 gevangen. Hij werd in een vergrendelde kamer, bewaakt door 36 man, opgesloten. Na tal van toegevingen aan de Staten-Generaal (o.a. het opgeven van de Franse kroon; de rechten op de schepenambten; de voogdij en de opvoeding van zijn zoon; wegsturing van alle buitenlandse troepen; afstand van zijn regentschap over Vlaanderen en de volledige amnestie van dit graafschap; enz.) werd hij in mei daaropvolgend vrijgelaten. In 1490 werd het kasteel ten Berghe belegerd, zwaar beschadigd en geplunderd door Hollandse huurlingen. De kasteelbezetting werd gedood en in de boomgaard, achteraan de bijgebouwen van ten Berghe, met de voeten omhoog opgehangen. Kenmerkend voor die tijd is wel het feit dat Jacques Despars op dat ogenblik in Aalst onderhandelde met een gezant van keizer Maximiliaan over de stad Brugge. Tijdens die gesprekken gaf Maximiliaan de opdracht om ten Berghe, de woonst van Despars, met de grond gelijk te maken.

vknk_tenberghe2

Jacques Despars en zijn zoon Jacques II Despars restaureerden het kasteel vóór 1500. De donjon of meestentoren, die onherstelbaar beschadigd was, werd niet meer heropgebouwd. In 1569 kwamen heerlijkheid en kasteeldomein ten Berghe aan Nicolaes Despars.

… Omdat de mannelijke leden van de familie Hoobrouck het wapengekletter boven het huwelijk verkozen stierven, of sneuvelden zij – tijdens één van de talrijke veldslagen in die tijd – als vrijgezel. Er was dus een acuut gebrek aan mannelijke opvolgers en hierdoor kwam het niet onaardige familiefortuin (w.o. de baronie en het kasteeldomein van Moregem) aan Charles-Marie de Croeser, via zijn huwelijk met de laatste naamdraagster van dit geslacht.

Lees verder in Van Kasteel naar Kasteel deel 11 door Paul Arren.

Horst – Sint-Pieters-Rode

Filed Under (Deel 3, kastelen, Vlaams-Brabant) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

De waterburcht van Horst werd ingeplant in een bebost en moerassig gebied, ten oosten van de dorpskern van Sint-Pieters-Rode (in de huidige Horststraat).

De oudste fundamenten van de burcht gaan terug tot de 13de eeuw; deze vroege versterking werd in 1489 door brand vernield. Alleen de zware donjon of vestingtoren (die uit de 14de eeuw dateert) bleef toen gespaard en behouden tot op vandaag.

horst De vlakteburcht van Horst heeft een onregelmatige, polygonale aanleg. Het twaalfhoekig gebouw omvat een ruime binnenkoer van onregelmatige vorm. De burcht is een vrij complex geheel, waarvan het grootste gedeelte van de bouwwerken uit de 16de en 17de eeuw stamt. Horst bleef — tot op vandaag — omzeggens bewaard in zijn 17de-eeuwse toestand en dit is te wijten aan het feit dat de opeenvolgende eigenaars, telgen uit vooraanstaande families, hun residentie elders hadden. Het kasteel van Horst lieten zij bewonen door vertrouwenspersonen.

De burcht werd door haar opeenvolgende eigenaars goed onderhouden maar, gezien zij er zelf tóch niet woonden, werden er (gelukkig) geen veranderingen aangebracht “naar de mode van de tijd”.

De 20 meter hoge donjon van Horst — met vier bouwlagen — meet 6,50 m in het vierkant. In de dikke muren werd een — ca. 60 cm brede — trap uitgespaard. Met het oog op de verdediging werd die trap, per bouwlaag, in een andere muur voorzien. Dat betekent dat men op ieder verdiep de kamer moet dwarsen om de trap naar de volgende verdieping te bereiken. De zolderingen van de woonvertrekken bezitten nog knap stucwerk (met voorstellingen uit de Griekse mytologie), uit 1655, van de hand van Jan-Christiaan Hansche. Stuc-reliëfs van deze kunstenaar komen nog voor in o.a. de abdij van ‘t Park te Heverlee; het kasteel Beaulieu te Machelen; het kasteel van Modave; de kapel van het kasteel Schoonhove te Aarschot; enz.

De meeste vertrekken bezitten nog prachtige stenen schoorsteenmantels, maar zijn verder niet bemeubeld.

Bij de kasteeldreef, oostelijk van het kasteel, ligt het wagenhuis, met stallingen, onder een leien zadeldak, thans ingericht als cafetaria. Ook op de binnenkoer van het kasteel kan men iets gebruiken. Verder is er nog de kasteelvijver, waarin kan gevist en geroeid worden. Bovendien is de prachtige en rustige omgeving uitermate geschikt voor een wandeling.

Het kasteel van Horst in Sint-Pieters-Rode aan de Horststraat is opengesteld voor bezoekers.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 3″ door Paul Arren.

Annevoie

Filed Under (Deel 2, kastelen, Namen) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

annevoieDe grillige bochten van de Maas volgend, moeten we vaststellen dat deze, eens zo mooie en schilderachtige, omgeving ieder jaar weer een stukje van haar charme heeft moeten prijsgeven. In de énig mooie Maasvallei rezen de laatste eeuw tientallen fabrieken op en niets laat vermoeden dat hieraan een halt zal geroepen worden.

Als een oase van stilte, rust en schoonheid ligt op de linkeroever van de Maas, op 17  km van Namen, het kasteeldomein van Annevoie-Rouillon als het sprekend bewijs hoe het menselijk vernuft de natuur kan beheersen om haar tot ontplooiing te brengen en niet om haar te verwoesten.

Reeds in 1573 werden te Annevoie en omgeving ijzerfabrieken opgericht, de eigenaars hiervan bouwden op vele plaatsen kleine kasteeltjes, in de schaduw van de eens zo machtige feodale burchten.

Rond het jaar 1500 ging Jehan Servais uit Namen medicijnen studeren in Montpellier. Toen hij van deze befaamde universiteit terugkeerde werd hij, door zijn vrienden, Jehan de Montpellier genoemd. Deze naam zou blijven bestaan als zijn familienaam, en werd door al zijn nakomelingen overgenomen. Vanaf 1640 waren verschillende telgen van het geslacht de Montpellier heer van Yvoir, waar de familie belangrijke eigendommen bezat.

In 1696 erfde Jean de Montpellier, via Catherina de Halloy, zijn tweede echtgenote, een belangrijk kasteeldomein in Annevoie. De familie de Halloy had in 1627 op dit eigendom een klein slot gebouwd, waarin een vierkante hoektoren (overblijfsel van een 15de eeuwse burcht) werd ingewerkt. Jean de Montpellier vergrootte, door diverse aankopen, zijn kasteeldomein te Annevoie.

In 1743 werd Charles-Alexis de Montpellier (1717-1807), baljuw van Montaigle; erfkamerheer van Namen; enz., geadeld door keizerin Maria-Theresia. In 1750 erfde hij van zijn vader alle bezittingen w.o. 7  hoogovens in Yvoir en het kasteeldomein van Annevoie. Hoogovens en ijzergieterijen brachten hem enorme fortuinen aan, waardoor hij op geen geldstukje moest zien om van Annevoie een prinselijk domein te maken. Met de hulp van architekt Phazelle vergrootte hij (tussen 1758-1775) het kasteel, tot het gebouw dat er nu nog staat, in de grijze kalksteen van de streek.

Het kasteeldomein van Annevoie bleef sindsdien, generatie na generatie, in het bezit van de familie de Montpellier. Frédéric-Adrien-Constant de Montpellier kreeg op 29 mei 1871 de toelating om bij zijn naam «d’Annevoie» te voegen.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 2″ door Paul Arren.

Gaasbeek

Filed Under (Deel 4, kastelen, Vlaams-Brabant) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , ,

gaasbeek Gaasbeek, in het arrondissement Halle-Vilvoorde, ligt in het hartje van het Pajottenland, een mooie, heuvelachtige streek, die men grofweg kan situeren in de onregelmatige vierhoek Brussel-Halle-Edingen-Ninove. Met de fusie van 1977 groeide Gaasbeek, samen met Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik, uit tot de nieuwe gemeente Lennik.

De stemmige dorpskom, met het beboomde (platanen en kastanjebomen), rechthoekige dorpspleintje — waarop een arduinen schandpaal — is beschermd sinds 5 november 1946.

De driehoekige, laatgotische, bakstenen O.-L.-Vrouwekerk, met omringend kerkhof, werd — bij regentsbesluit van 13 januari 1943 — opgenomen in de lijst der beschermde monumenten en landschappen. Het kerkinterieur is zeer rijkelijk voorzien van meubilair uit de 17de en voornamelijk uit de l8de eeuw.

(…het boek gaat verder over Gaasbeek en de verschillende overleveringen)

fragment:


Op 26 september 1345 sneuvelde Gerard van Horne (in de slag van Stavoren), samen met Willem IV van Holland, die hij vergezelde op diens veldtocht tegen de Friezen, waarna de heerlijkheid Gaasbeek, en de andere bezittingen van Gerard, ingepalmd werden door Sweder van Abcoude, echtgenoot van Johanna van Horne, een zus van Gerard.

De familie van Horne, die aanvoerde dat gronden alléén in mannelijke lijn konden geërfd worden, kwam onmiddellijk in opstand, maar op 11 oktober 1357 werd het geschil uiteindelijk op vriendschappelijke wijze beslecht, voor de schepenen van Brussel. Sweder van Abcoucle behield Gaasbeek en Loon, maar moest afzien van de andere bezittingen langs moederszijde (Horne, Altena, Monniklande, Heede, Leende, Montcornet, Herstal, enz.), die toegewezen werden aan Diederik van Horne.

gaasbeek2

Sweder van Abcoude werd dus heer van Gaasbeek in 1357, maar in 1376 nam hij bezit van de heerlijkheden Abcoude en Wijk, die toebehoorden aan zijn pas overleden vader, en stond Gaasbeek en Loon af aan zijn broer Willem van Abcoude.

In 1381 kwam Sweder van Abcoude naar Gaasbeek terug en werd Willem van Abcoude, heer van Abcoude en Wijk. Daardoor werden de bezittingen van Maria van Walcourt (de laatste erfgename van de zeer invloedrijke familie van Aa), echtgenote van Willem van Abcoude, ook bij de heerlijkheid gevoegd en kwam Sweder in het bezit van Lennik, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Kasteelbrakel.

Sweder van Abcoude wou zijn heerschappij nog uitbreiden en wilde de voogdij verwerven over enkele heerlijkheden buiten de meierij van (Sint-Genesius-) Rode. De Brusselse schepenraad, voorgezeten door Everard T’Serclaes verzette zich echter tegen dit opzet en werd in het gelijk gesteld door Johanna, hertogin van Brabant. De hertogin had zelfs met de «Blijde Inkomst» van 1356 plechtig verklaard dat van Brabant geen grondgebied meer mocht vervreemd worden.

Op Witte Donderdag (26 maart) 1388 reed T’Serclaes van Lennik naar Brussel maar werd onderweg door Melys Utenenghe, baljuw van Gaasbeek, en Willem van Kleef, bastaardzoon van Sweder van Abcoude, aangevallen en vreselijk verminkt:

«Ende hebben hem daer
Afgheslegen sinen voet,
Ende sijn tonghe in sinen mont
Ghecort, ende bitterlijc ghewont,
Ende lietenen alsoe liggen daer
Int velt, met dier quetsueren swaer,
Bloedende seere over doot
Ende hi sterf met groter dage
Des Dynsdaeghs in de Paesdage
In Merte op den lesten dach
Die int jaer ons Heeren lach
XIIIe LXXX ende acte…».

Jan van Stalle, landdeken van Halle, vergezeld van Jan Cooreman, zijn klerk, kwam voorbij de onfortuinlijke schepen van Brussel, ontfermde zich over de zwaargewonde en voerde het zieltogende lichaam van Everard naar Brussel, die daar aan zijn verwondingen bezweek.

In de hoofdplaats van het hertogdom stroomde het volk onmiddellijk samen en trok — nog dezelfde dag — gewapenderhand op tegen het kasteel van Gaasbeek. Sweder van Abcoude had de beide schuldigen van de aanslag op Everard T’Serclaes op zijn kasteel ontvangen waardoor hij — in de ogen van de massa — als de opdrachtgever van die moordaanslag gold. Everard T’Serclaes, de plaatselijke held die de bezettingstroepen van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, uit Brussel had verdreven, moest gewroken worden.

Sweder verliet zijn kasteel om hulp en versterking te zoeken waarna zijn echtgenote, Anna van Leyningen — om het ergste te voorkomen — de overgave van de burcht aanbood en, met haar gevolg, Gaasbeek mocht verlaten.

Het kasteel van Gaasbeek werd ingenomen, in brand gestoken en tot op de grond vernield.

Reeds in 1389 begon Sweder van Abcoude met de heropbouw van de burcht. In 1400, toen hij op weg was naar Rome, voor de viering van het Heilig Jaar, overleed de heer van Gaasbeek in Toscane. Zijn nog minderjarige zoon, Jacob van Abcoude, volgde zijn vader op in de heerlijkheid Gaasbeek. Dit gebeurde — tot aan zijn meerderjarigheid — onder de voogdij van zijn oom Willem van Abcoude.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren. (Gaasbeek 14 blz.)

Lovendegem

Filed Under (Deel_10, kastelen, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

Lovendegem, op een tiental kilometer ten westen van Gent gelegen, kreeg met de gemeentefusie van 1977 Vinderhoute toegevoegd. Op het grondgebied van Lovendegem, dat reeds in 1190 vermeld werd als Lovendenghien, komt nog een tiental kastelen en landhuizen voor, w.o. het kasteel van Lovendegem, waar we nu kennis mee maken.

In het centrum van Lovendegem — vermoedelijk op de plaats van een 11de-eeuws bedehuis — staat de Sint-Martinuskerk uit de 15de eeuw — die in de 16de eeuw grotendeels verwoest werd door de Geuzen. Naar ontwerp van de bouwmeesters Jan en Robrecht Persyns werd de kerk in 1616 gerestaureerd, waarna ze in 1767 en nogmaals in 1822 vergroot werd. In 1896-97 werd de Sint-Martinuskerk haast volkomen neogotisch herbouwd.

Vlakbij de kerk geeft een lange dreef toegang tot het kasteel. Deze imposante eikendreef werd — bij K.B. van 3 maart 1978 — beschermd als waardevol landschap.

Van de heerlijkheid Lovendegem werden in de leenroerige tijd 22 achterlenen gehouden, waarvan er acht belast waren met een gewapende ruiter, die zijn leenheer — gedurende de periode dat die de landsvorst in tijd van oorlog vergezelde — moest dienen.

Andere achterlenen moesten — eveneens in oorlogstijden — een schildwacht leveren op het heerlijke kasteel. Het “Leenboek der burchtgravij van Gent” vermeldt o.a. :

“. . . Dees leen es gehouden, te helpen, bewaeren mynsheeren huus tot Lovendeghem, den tyt van oorloge               binnen Vlaenderen … “.

lovendegem

Lees verder in Van Kasteel naar Kasteel deel 10 door Paul Arren.