Kasteel Drie Koningen

Filed Under (Deel 4, West-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , ,

vknk_driekoningenHet ganse gebied, dat thans de wijk Drie Koningen vormt, behoorde reeds voor de Beeldenstorm van 1566 aan de Eerwaarde Paters Ongeschoeide Karmelieten, die in de loop van de 16de eeuw deze gronden hadden aangekocht om ze vruchtbaar te maken. Langs de heirweg naar Brugge bezaten ze een hoeve, “Oude Paterij” genoemd en daar bouwden zij een kapel.

Met de Franse Revolutie werden de gronden, die de paters bezaten, aangeslagen en openbaar verkocht als «Nationaal Goed» ten voordele van de Franse schatkist. Hun bezittingen te Beernem werden in 1798 aangekocht door een zekere kanunnik van Outryve, die de gronden in 1802 doorspeelde aan zijn schoonbroer, Franciscus-Josephus-Joannes, baron de Serret van Outryve (1767-1849), zoon van François-Joseph de Serret (° 1741), bevelhebber van de stad en de vesting Antwerpen; enz., en van Marie-Jeanne de Willaeys.

Baron Franciscus de Serret van Outryve bouwde op een kleine terreinverhoging van zijn domein een kasteel in empirestijl en liet er tevens het prachtige, omringende park aanleggen.

Aanvankelijk heette dit kasteel «Meerberg», naar de oude naburige wijk die reeds in 1469 vermeld werd en naar de heuvel waarop het gebouwd werd. Deze benaming raakte in onbruik en werd vervangen door die van «Drie Koningen», ontleend aan een herberg die reeds in 1565 daar op het kruispunt van de heirweg stond.

Het hoofdgebouw van die voormalige herberg bestaat heden nog en werd omgebouwd tot een mooie hofstede.

In 1871 werd Drie Koningen aangekocht door Charles Bailleau d’Avrincourt, een Frans «royalist», die in 1870 uit Frankrijk was gevlucht. Hij was gehuwd met jonkvrouw Marie van Outryve d’Ydewalle, waardoor het kasteelgoed terugkeerde in het bezit van de oorspronkelijke familie.
In 1909 werd Drie Koningen eigendom van ridder André-Jean-Marie van Outryve d’Ydewalle, zoon van CharIes-Julien-Bernard-Eugne van Outryve d’Ydewalle, ridder (1840-1876), en van Marie-Virginie-Albertine Aronio de Romblay (1843-1926).
De familie van Outryve d’Ydewalle bekwam op 21 september 1771 de erfelijke titel van ridder, overdraagbaar op alle mannelijke afstammelingen.
André-Jean-Marie-Joseph van Outryve d’Ydewalle (Ruddervoorde 21 augustus 1873 — Brugge 2 april 1940), ridder; doctor in de rechten; volksvertegenwoordiger; burgemeester van Beernem (van 1926 tot 1940); enz., huwde — te Beernem op 24 oktober 1905 — met Maria-Fernand-Ghislaine de Vrière (Beernem 6 juli 1884 — aldaar 26 september 1931), dochter van Etienne-Gustave-Edouard-Marie-Ghislain-Emile de Vrière, ridder, en van Adelaïde-Marie-Ghislaine, barones van Reynegom de Buzet.
Het echtpaar van Outryve d’Ydewalle-de Vrière zorgde voor vijf kinderen :
  • — Marie-Adelaïde (genaamd Marie-Adeline)-Mathilde-Joséphine-Ghislaine (Sint-Andries 12 maart 1907 — Brugge 21 mei 1952), huwde — te Beernem op 28 juni 1928 — met Jean-Robert-Marie-Joseph-Corneille, baron de Failly (Meerbeke 14 september 1904 — Brugge 25 augustus 1973), zoon van Arthur-Marie-Edouard-Hubert-Christyn-Joseph de Failly en van Edith-Mathilde-Charlotte-Marie Poot Baudier. Het echtpaar de Failly-van Outryve d’Ydewalle zorgde voor tien kinderen :
…/…
In de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” deel 4 door Paul Arren leest u meer over Drie Koningen.

Wolffaertshof

Filed Under (Antwerpen, Deel 4, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , ,

wolffaertshofHet Wolffaertshof ligt in het centrum van de Antwerpse gemeente Aartselaar die — met de fusie van 1977 — ongewijzigd bleef.

Aartselaar wordt sterk beïnvloed door de drukke baan Antwerpen-Boom-Brussel, die de gemeente in vertikale richting doorsnijdt. Langs deze grote weg vestigde zich — na 1945 — een groot aantal fabrieken en bedrijven.

Voor de 14de eeuw behoorde Aartselaar tot het grondgebied van Kontich, dat reeds in de 8ste eeuw bestond. In 889 werden de tienden van Aartselaar door Franco, bisschop van Luik, aan de abdij van Lobbes geschonken. Van 1559 tot 1720 gaat dit patronaatsrecht naar de heer van Kantekrooi onder Mortsel om nadien terug in handen van de abdij van Lobbes te komen en dit tot aan de Franse Revolutie of tot aan het einde van het Ancien Régime.

Op 8 juni 1309 werd Aartselaar een zelfstandige parochie, waarbij de nieuwe parochiegrenzen werden vastgelegd door de abt van Lobbes en de pastoor van Kontich. De parochie viel achtereenvolgens onder de bisdommen Kamerijk, Antwerpen (1559), Mechelen (1802) en opnieuw Antwerpen (1961). Pas in 1558 kreeg Aartselaar een eigen schepenbank en werd sindsdien een zelfstandige gemeente.

Het Wolffaertshof is in de loop der geschiedenis sterk verbonden geweest met de kerkgemeenschap van Aartselaar. Bijna 300 jaar lang is het de woning geweest voor de pastoors van de Sint-Leonardusparochie.

Evenmin als kasteel Solhof te Aartselaar — ondanks zijn naam — iets met muziek of muzieknoten te maken heeft, heeft Wolffaertshof iets met wolven te maken.

Het kasteel werd wel genoemd naar één der vroegere eigenaars ervan, Jacobus Wolffaert, een mens van vlees en bloed. Toch kwamen er wolven voor in Aartselaar, en zelfs agressieve. Zo lazen we dat wolven heel wat schade aanrichtten tussen de huisdieren en dat deze bloeddorstige dieren ook mensen aanvielen. De roofdieren maakten het zo bont dat de schout beroep moest doen op de baljuw van het Land van Waas om er wolvennetten te ontlenen.

Het Wolffaertshof — gebouwd voor 1480 — was vroeger een versterkt kasteel. Na een mm of meer turbulent bestaan, met bezettingen door vreemde soldaten van velerlei pluimage, en met wisselende eigenaars, kwam het kasteelgoed, via Heyndric van Regemorter, over een zekere meester Dorn, in 1559 aan Jacobus Wolffaert, die zijn naam aan het kasteel koppelde.

Jacobus Wolffaert, aalmoezenier van de stad Antwerpen, werd opgevolgd door zijn zoon Jacob Wolffaert de Jonge, maar die verkocht zijn bezittingen onder Aartselaar (w.o. het Wolffaertshof) aan Jeronimo del Rio, zoon van Antonio del Rio, heer van Cleydael, enz., en van Eleonora Lopez de Villanova ( † Antwerpen 21 april 1606).

De familie del Rio was afkomstig uit Burgos in het Spaanse Castilië. Antonio del Rio — een zeer godsdienstig man — en daarom een hardnekkig tegenstander van de Reformatie — liet de kerk van Aartselaar, na de Beeldenstorm, op zijn kosten herstellen, Louis del Rio, broer van Antonio, maakte deel uit van de Inquisitionele Raad van Beroerte, in de volksmond Bloedraad genoemd.

Uit “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren.