Spokenhof

Filed Under (Antwerpen, Deel 5) by

Tagged Under : , , , , , , ,

vknk_spokenhofWaarschijnlijk werd de naam «Spokenhof» in de volksmond geboren in een periode dat het gebouw onbewoond was en de omgeving er totaal verwijderd bijlag. Daarbij kwam dan nog dat er in de buurt van het hof regelmatig zaken verdwenen en er — vooral ‘s nachts — geheimzinnige dingen gesignaleerd werden. Door de eenzaamheid van deze afgelegen en desolate plaats hadden eenvoudige mensen redenen genoeg om in één of andere sprookjesgeschiedenis te geloven.

Volgens sommigen is «Spokenhof» een vervorming van het nabijgelegen «Sompekenhof», eens de zetel van het laat- of cijnshof van Sompeke (of Sombeke), waartoe ook het Spokenhof behoorde. Een laathof is een lager gerecht, dat ook vonnist over eigendoms-, cijns-, huur- en dienstrechten. … / …

… Op het einde van het jaar 1921 verkocht Bénedict, baron Gillès de Pélichy het Labistratenhof aan de Vlaamse toondichter Jef Van Hoof. Het is best mogelijk dat Jef Van Hoof, deze Vlaming in merg en been, vreemd bloed in de aderen had. Zijn vader werd ingeschreven als het natuurlijk kind van de ongehuwde Maria-Theresia Van Hoof, die dienstmeid was te Gestel (nu onder Berlaar) op het kasteel Gestelhof van Karel, baron van Bieberstein Rogalla Zowadski (1834-1890) — telg uit een oud Pools geslacht. De baron bekommerde zich om de artistieke opleiding van Frans Van Hoof, die op zijn kosten te Mechelen tekenlessen en muziekonderricht kreeg; hij was tevens een talentvol toneelspeler. Frans Van Hoof werd koster in de Sint-Catherinakerk en daarna in de Sint-Michielskerk, beide in Antwerpen-Zuid. Hij huwde met Octavie Van Kerschaever uit Zwijndrecht die hem vijf zonen schonk, waaronder Jef Van Hoof. Hij werd op 8 mei 1886 in de Antwerpse Belegstraat nummer 5 geboren. Omdat Jef de oudste was moest hij als broekventje voor het gezin in de bres springen door kaarsen te verkopen, zijn vader te vervangen aan het orgel, enz. Lager onderwijs volgde hij in de Kammenstraat bij de «nonnen» (“les nonnes de djeu”, zoals hij ze altijd noemde). Bij de paters Jezuïeten van het Sint-Ignatiusinstituut hield hij het echter niet lang vol, het was de eerste, maar zeker niet de laatste maal dat hij als ongewenst beschouwd werd. Aan het Antwerps Konservatorium studeerde hij orgel bij Jozef Callaerts en Arthur de Hovre en harmonie en kontrapunt bij Lodewijk Mortelmans en Paul Gilson. Aan dit konservatorium behoorde hij tot de «kontestanten», een groep die opkwam tegen de «Franskiljons» en de volksvreemde muziek.

Door het lot gedwongen (de dood van zijn moeder in 1907) moest hij zijn droom om klaviervirtuoos te worden opgeven.

In 1908 komponeerde Jef Van Hoof — op tekst van Nico Gunzburg — een «Oproep» voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit. Toen in 1909 zijn «Groeninge» (op een gedicht van Guido Gezelle) door het Algemeen Nederlands Verbond te Antwerpen bekroond werd, duurde het niet lang of Jef Van Hoof werd — samen met zijn strijdlied — hét symbool van Vlaamse weerbaarheid.

Jef Van Hoof sloot zich aan bij de Groeningerwacht en in november 1918 kwam hij in de gevangenis terecht. Samen met Lode Craeybeckx, Herman Vos, e.v.a. moest hij boeten voor zijn Vlaamse onkreukbaarheid.
Ten huize van prof. dr. A. de Groodt, die met zijn gezin het mooie slot «Kantekrooi» te Mortsel bewoonde, vond hij niet alleen begrip en aanmoediging maar ook financiële steun, hij was er namelijk muziekleraar van de kinderen. In deze machtige burcht — eens het stamslot van kardinaal Granvelle — ontmoette hij vele beroemdheden, zoals Albert Einstein en Rabindranath Tagore en vergastte hen op recitals.

… / … lees alles over Spokenhof in deel 5 in de reeks Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.