Kasteel Baronville

Filed Under (Deel 5, Namen) by

Tagged Under : , , , , , ,

vknk_uezOp 11 mei 1410 deed Pincart de Baronville, zoon van Huart, het verhef van de heerlijkheid. Diens énige dochter, Jeanne de Baronville, droeg haar vaders erfdeel over aan haar echtgenoot, Jacquemin d’Eve, heer van Vyle-en-Condroz.

Door het huwelijk van Gelle d’Eve, erfdochter van Jacquemin d’Eve en Jeanne de Baronville, met Everard de Fisenne, kwam Baronville aan deze laatste, die er op 14 februari 1456 het verhef van deed.

Everard de Fisenne, provoost van Durbuy, werd in Baronville opgevolgd door zijn énige zoon Jacquemin de Fisenne, die huwde met Antoinette de Lyx. Na de dood van Jacquemin de Fisenne was het zijn zoon Jean die — op 18 november 1529 — de volgende heer van Baronville werd.

Jean de Fisenne, heer van Baronville en Vyle-en-Condroz, overleed in 1538, waarna zijn echtgenote, Agnès de Hodister, het vruchtgebruik over de heerlijkheid Baronville bekwam. Na de dood van Agnès de Hodister deed haar dochter, Jeanne de Fisenne, het verhef van de heerlijkheid op 20 november 1540.

De heerlijkheid en het kasteel van Baronville kwamen in handen van de familie d’Orjo, door het huwelijk van Jeanne de Fisenne, vrouwe van Baronville en Vyle-en-Condroz, met Guy d’Orjo die er — op 19 mei 1559 — het verhef van deed. … / …

«Stamgenoot-naasting» was een oud Germaans recht dat voortsproot uit het oude samenbezit van het familiepatrimonium. De «naaste» erfgenaam uit ieder geslacht (hij die dus het dichtst verwant was aan een bezitter van enig feodaal recht of bezit) kon — voor eigen rekening en binnen een zekere tijdsduur — dit feodaal bezit terugvorderen wanneer dit door aankoop, erfenis of schenking in het bezit was gekomen van vreemden. De «naaster» diende wel het bedrag te betalen dat eventuele derden destijds hadden betaald en hij mocht de gevorderde goederen niet doorverkopen of schenken aan anderen.

Cathérine de Marotte de Montigny had — voor de aankoop van Baronville — een lening moeten aangaan bij o.a. het Celestijnerklooster van Luik. Door achterstel op de afbetaling van die lening kwam het klooster in het bezit van dit eigendom maar, op 16 maart 1669 — legden Valérien-Arnold de Wal, heer van Vyle, enz., en zijn verloofde, Jeanne-Marie de Celles, beslag op de helft van de heerlijkheid. Tien jaar later kwamen heerlijkheid en kasteel volledig in het bezit van laatstgenoemde personen.

Lees alles in deel 5 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.